-
1 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
2 dik
2 [van aanzienlijke omvang] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 gros/grosse♦voorbeelden:een dikke mist • un brouillard épaisdik gezaaid • semé druhet er dik bovenop leggen • forcer la dosehet ligt er dik bovenop • ça crève les yeuxdat zit er dik in • il n'y a pas l'ombre d'un doutedik in iets zitten • avoir qc. en abondanceeen dik uur • plus d'une heureeen dikke voldoende • largement la moyennedik tevreden (zijn) • (être) très satisfaitiemand dik verslaan • battre qn. de loineen dikke tien jaar geleden • il y a largement dix ans't is dik in orde • pas de problèmesdat komt dik voor elkaar, mekaar! • sans problèmes!5 dikke vrienden, maatjes zijn • être très ami(s) (avec qn.)het is dik aan tussen hen • c'est le grand amour entre euxdik doen • faire l'importantdik gekleed zijn • être habillé chaudementzich dik maken (over iets) • se faire du mauvais sangzich niet dik maken • ne pas s'en faire -
3 baron
baron, barones♦voorbeelden: -
4 de baron spelen
de baron spelen -
5 dik doen
dik doen -
6 gewichtig doen
gewichtig doen -
7 op de grote viool spelen
op de grote viool spelen -
8 viool
♦voorbeelden:een slechte viool • un crincrinop de viool krassen • gratter du violon(op de) viool spelen • jouer du violon〈 figuurlijk〉 dat heb ik nog nooit op de viool horen spelen • je n'ai jamais entendu dire des bêtises pareilleseerste viool zijn • être premier violon -
9 hoog
♦voorbeelden:hoge jukbeenderen • pommettes saillantesde honderd meter hoge toren • la tour haute de cent mètresde hoogste verdieping • le dernier étageeen stapel van drie voet hoog • un tas haut de trois piedseen hoog gelegen huis • une maison située en hauteurde viool is te hoog gestemd • le violon est accordé trop hauthet water staat hoog • l'eau atteint un niveau élevé〈 figuurlijk〉 wij zitten hier hoog en droog • ici, nous sommes à l'abride zon staat hoog aan de hemel • le soleil est haut dans le cielhij woont drie hoog • il habite au troisièmenaar een hogere klas overgaan • passer dans la classe supérieurehet hogere leven • la vie spirituelleeen hogere macht • un pouvoir supérieurhoge prijzen • prix élevéseen hoge waarde hebben • être d'une grande valeurhoge koorts hebben • faire une forte fièvrehoge snelheid • grande vitesseeen hoog stemmetje • une voix aiguëiemand hoog aanslaan • avoir de l'estime pour qn.hij heeft het hoog op • il se croit sorti de la cuisse de Jupiterde twist liep hoog op • le ton montahoog opgeven van iemand • faire l'éloge de qn.de aandelen staan hoog • les actions sont bien cotéesde verwarming staat hoog • le chauffage marche forthet zit hem hoog • 〈 trekt het zich aan〉 cela le tracasse énormément; 〈 is verbitterd〉 il n'arrive pas à le digérerhet hogere • le spirituel→ link=woord woord¶ iets hoog houden • respecter qc.bij hoog en laag zweren • jurer ses grands dieuxbij hoog en laag volhouden • ne pas démordre (de qc.)bij hoog en laag beweren • affirmer avec insistance -
10 waard
〈de〉♦voorbeelden:————————waard21 [voordelig, van belang] important2 [als aanspreekvorm][beste] cher/chère♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft • ± la plus belle fille (du monde) ne peut donner que ce qu'elle a¶ je bent niet waard dat … • tu ne mérites pas que … 〈+ aanvoegende wijs〉; tu es indigne de 〈+ onbepaalde wijs〉dat is zijn geld niet waard • cela ne vaut pas la dépensehij is haar niet waard • elle est trop bien pour luidit is het vermelden waard • cela mérite d'être signaléwaard zijn • valoirevenveel waard zijn • se valoirhet geld wordt minder waard • la monnaie se déprécie -
11 zeggen
zeggen1〈 het〉♦voorbeelden:volgens zeggen • à ce qu'on dit————————zeggen21 dire♦voorbeelden:goedendag zeggen • dire bonjourdat boek kost, zeg tien gulden • ce livre coûte disons dix florinsoom tegen iemand zeggen • être le neveu, la nièce de qn.daar zeg je zoiets • ce que tu dis là n'est pas idiotonder ons gezegd en gezwegen • (soit dit) entre nousik heb mij laten zeggen dat … • je me suis laissé dire que …zich iets niet laten zeggen • ne pas encaisser qc.laten we zeggen, dat • disons queje mag, kunt zeggen wat je wilt • tu peux dire ce que tu veuxdat wil niet zeggen dat … • cela ne veut pas dire que …dat wil wat zeggen • cela veut dire quelque chosezal ik maar zeggen • pour ainsi direhet zal je maar gezegd zijn! • 〈 ironisch〉 ça fait toujours plaisir à entendre!zeg het met bloemen • dites-le avec des fleurshet zegt me niets • cela ne me dit riendat zegt niets • ça ne prouve rienwat zeg je me nou? • qu'est-ce que tu dis?wie zal het zeggen? • qui le dira?al zeg ik het zelf • sans me vanterdat is toch zo, zeg nou zelf • c'est vrai, avoue-lezeg eens a • dites aeerlijk gezegd • à vrai direhet zijne ervan zeggen • exprimer son avisdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • c'est plus facile à dire qu'à fairehij is dom, liever (beter) gezegd stom • il est bête, ou plutôt idiot〈 schertsend〉 ik zeg maar zo, ik zeg maar niks • comme dit l'autre: pas de commentaire!ronduit gezegd: neen! • pour être tout à fait clair: non!terloops gezegd • soit dit en passantzeg dat wel! • à qui le dites-vous!zo gezegd, zo gedaan • aussitôt dit, aussitôt faitom zo te zeggen • pour ainsi direbij zichzelf zeggen • se direom niet te zeggen • pour ne pas direhij heeft op alles wat te zeggen • il a à redire à toutom zo te zeggen klaar zijn • être pour ainsi dire prêtdat is te zeggen • c'est-à-diredaar valt veel voor te zeggen • on peut avancer beaucoup d'arguments en faveur de celahou je dat voor gezegd! • tiens-le-toi pour dit!het voor het zeggen hebben • être le patrondat zegt me weinig • cela ne me dit pas grand-choseik zeg geen nee • je ne dis pas noneens gezegd, blijft gezegd • ce qui est dit est dit→ link=horen horen -
12 groot
1 [algemeen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 grand 〈 meestal vóór zelfstandig naamwoord〉; 〈 bijwoord〉 en grand ⇒ 〈 moreel〉 grandement2 [belangrijk] important♦voorbeelden:voor een groot deel • en grande partieeen grote eter • un grand mangeureen groot gezelschap • une compagnie nombreuseeen groot gezin • une famille nombreusegroot kaliber • gros calibrebij mist groot licht • en cas de brouillard, allumez vos phareseen groot man • un grand hommede grote mensen • les grandes personneshet tekort is tien miljoen groot • le déficit est de dix millionsmet grote moeite • à grand-peinede grote stad • la grande villegrote stappen nemen • marcher à grands pasde grote vakantie • les grandes vacancesiemand groot verdriet doen • faire beaucoup de peine à qn.groot wild • gros gibier〈m.b.t. personen〉 dat wordt een hele grote • il, elle ira loinwat ben jij groot geworden! • comme tu as grandi!zich groot houden • se dominergroter gaan wonen • déménager pour habiter plus granddat moet je groot zien • il faut voir cela en grandzij zijn even groot • ils ont la même tailledaar ben je te groot voor • tu es trop grand pour çaKarel de Grote • Charlemagnein het groot handel drijven • être dans le commerce de groshij doet alles in het groot • il fait tout en grandhij is 5 cm groter dan zij • il a 5 cm de plus qu'elle -
13 liggen
1 [uitgestrekt zijn] être étendu4 [+ aan][afhangen van] tenir (à)5 [passen bij een aanleg, belangstelling] convenir à6 [m.b.t. wind, storm] tomber7 [begraven zijn] reposer8 [gelegerd zijn] être en garnison (à)♦voorbeelden:〈 tegen hond〉 ga liggen! • allez, coucher!3 er ligt, er liggen … • il y a …de toestand ligt hier anders • la situation est différente icide prijzen liggen vrij hoog • les prix sont assez élevésAntwerpen ligt aan de Schelde • Anvers est située sur l'Escauthet appartement ligt op het noorden • l'appartement est orienté au nordde troepen liggen voor de stad • les troupes campent devant la villedat lag aan verscheidene dingen • il y avait différentes raisons à celais het nu zo koud of ligt het aan mij? • est-ce qu'il fait vraiment si froid ou est-ce que cela tient à moi?aan mij zal het niet liggen als het mislukt • ça ne sera pas de ma faute si ça échoueaan wie ligt het? • à qui la faute?als het aan mij lag • s'il ne tenait qu'à moidat ligt niet in mijn aard • ce n'est pas dans ma nature¶ iets hebben liggen • avoir qc. en réserve〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand liggen hebben • 〈 de baas zijn〉 avoir le dessus; 〈 beethebben〉 avoir attrapé qn.zich nergens iets aan gelegen laten liggen • n'en faire qu'à sa têtedie wijn moet nog liggen • il faut laisser reposer ce vindaar is mij veel aan gelegen • c'est très important pour moials ze dat merken lig ik eruit • s'ils découvrent ça, ils me mettront à la porte
См. также в других словарях:
Faire l'important — ● Faire l important affecter une importance qu on n a généralement pas … Encyclopédie Universelle
important — important, ante [ ɛ̃pɔrtɑ̃, ɑ̃t ] adj. • 1476; it. importante → importance I ♦ (Choses) 1 ♦ Qui importe; qui a beaucoup d intérêt, de grandes conséquences. ⇒ considérable, grand. Question importante. ⇒ majeur. Rôle important. Extrêmement… … Encyclopédie Universelle
Faire de l'embarras, des embarras — ● Faire de l embarras, des embarras affecter de grands airs, faire l important, faire des histoires … Encyclopédie Universelle
faire — 1. faire [ fɛr ] v. tr. <conjug. : 60> • Xe; fazet 3e pers. subj. 842; lat. facere. REM. Les formes en fais (faisons, faisions, etc.) se prononcent [ fəz ] I ♦ Réaliser (un objet : qqch. ou qqn). 1 ♦ Réaliser hors de soi (une chose… … Encyclopédie Universelle
important — adj., grave ; nombreux, fort : inportan (Table) / inportê (Albanais.001) / in (Notre Dame Be.), TA, E. E. : Compter, Femme, Garçon, Question, Tout. A1) important, imposant, (ep. d un bâtiment) ; grand ; grave : kons(é)kan <conséquent>… … Dictionnaire Français-Savoyard
IMPORTANT — ANTE. adj. Qui importe, qui est de conséquence, qui est considérable, d un grand intérêt. Avis, conseil important. Service important. Dans les occasions importantes. Mot important. Parole importante. Question importante. Cette affaire est fort… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
IMPORTANT, ANTE — adj. Qui importe, qui est de conséquence, qui est considérable, d’un grand intérêt. Avis, conseil important. Service important. Dans les occasions importantes, il faut avoir du sang froid. Parole importante. Question importante. Cette affaire est … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
faire-part — [ fɛrpar ] n. m. inv. • 1830; de 1. faire et part ♦ Lettre imprimée qui annonce une nouvelle ayant trait à la vie civile. Envoyer un faire part, des faire part. Faire part de mariage, de décès (bordé de noir ou de gris). Cette annonce tient lieu… … Encyclopédie Universelle
Faire-Part — Modèle de faire part Le faire part ou fairepart est le moyen utilisé pour annoncer une nouvelle à son entourage. On peut envoyer un faire part à ses amis, à la famille ou encore à ses collègues de travail, et ce pour les prévenir d un événement… … Wikipédia en Français
Faire part — Modèle de faire part Le faire part ou fairepart est le moyen utilisé pour annoncer une nouvelle à son entourage. On peut envoyer un faire part à ses amis, à la famille ou encore à ses collègues de travail, et ce pour les prévenir d un événement… … Wikipédia en Français
important — important, ante (in por tan, tan t ) adj. 1° Qui importe, qui est de conséquence, qui est considérable. Il est important de se hâter. • Une perte si importante, VAUGEL. Q. C. p. 180. • Un mot important pour ton bien, Et qui peut établir ton … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré